donderdag 17 november 2016

Een wijsgeer met een wandelstok

Het was een merkwaardig tafereel waar ik gisteravond in verzeild raakte.
In de trein belandde ik in zo’n vierzitje. Schuin tegenover mij zat een man die leek op een typetje van Van Kooten en De Bie. Hij zat iets te rechtop, zijn donkerbruine aktetas op schoot, zijn handen gevouwen op de aktetas. De hele reis keek hij misprijzend.
Tegenover mij zat Eddy. Eddy leek op Jules Deelder en hij was getrouwd met de mevrouw die naast me zat. De dame die mijn dag maakte. 

Begin
We hadden geen lekker begin. Ik vroeg haar of ik op de stoel naast haar mocht zitten. Daar stond haar tas. “Nee!” zei ze boos. Een moment was ik met stomheid geslagen en in dat moment zei ze: “Jij hebt veel jongere benen dan ik.” Kribbig antwoordde ik: “Ja, ik moet er ook nog veel langer mee doen.” Tot mijn verbazing grinnikte ze. 

Haar man nam de tas op schoot en bood mij de stoel aan. Ik vond het ineens een heel slecht idee, maar ging toch zitten. Ik dacht dat ik naast een kwade oude mens was beland. Ik pakte mijn boek en besloot haar de rest van de treinreis te negeren.
Mevrouw mopperde door. De trein was te vol en er was geen wc. De eerstvolgende die iets tegen haar zei ging ze in elkaar slaan. Ze zette die woorden kracht bij door met haar wandelstok op de grond te tikken. Ik kon mijn mond niet houden en zei: “Ik begrijp dan dat ik net op tijd was.”
“Nee. Jou mag ik wel”, zei ze. 

Ik wilde verder lezen, maar zij dook ook in mijn boek. “Wat lees je?” vroeg ze. “The Federalist Papers”, antwoordde ik. 

Monoloog
De mevrouw had in mij haar publiek gevonden. Ze begon aan een indrukwekkende monoloog. In de 35 minuten durende treinreis is een eindeloze reeks van onderwerpen voorbij gekomen. Hoewel mijn denk- en associatievermogen er niet om liegen, had ik soms moeite om deze mevrouw bij te benen. 

Dankzij mijn boek begon het verhaal in Amerika. Donald Trump, zei ze, was een vlerk. Ik vond dat een gemodereerde beschrijving. Clinton was veel beter geweest, want – zo zei ze – vrouwen zíjn nou eenmaal beter dan mannen. Immers: zonder vrouwen zou de mensheid uitsterven. “Haantjes gaan in de kippensoep”, zei ze. 

Via een onduidelijke bocht belandden we in Duitsland. Ze had daar ooit gewoond. “Toen heb ik Prins Charles eens ontmoet”, vertelde ze. “Mijn buurman zei dat Prins Charles zou langskomen en ik geloofde er niks van. ‘Nou, blijf dan maar zitten, dan zal je het wel zien’, zei de buurman. En ja hoor – eerst allemaal veiligheidsmensen en toen werd ik helemaal gescreend en moest ik mijn paspoort laten zien. En toen kwam Charles. Aardige man.”

We bleven in Duitsland. Duitsland moet de Syrische vluchtelingen wel opnemen. “In Duitsland krijgen ze maar 1/10 kind per gezin weet je, en die Syriërs krijgen er wel vier of vijf. Zonder Syriërs zouden de Duitsers uitsterven. Volken móeten wel mengen, maar dat zien ze zelf niet in.”
Ik zette er hier en daar wat vraagtekens bij. Vooral bij dat 1/10 kind. 

Oorlog
Een onvermijdelijk onderwerp bij oude mensen: de oorlog. Natuurlijk kwamen we daar ook op. De mevrouw vertelde dat ze jaren ondergedoken heeft gezeten. “Mijn moeder was Joods, dus natuurlijk moesten we onderduiken. In het begin vond ik het nog wel spannend, maar na twee jaar was de lol er vanaf. Na de oorlog vroegen andere kinderen me: ‘Waarom ben jij niet vergast?’ Weet je wat ik antwoordde? ‘Omdat ik gewonnen heb van Hitler!’” Ik kende haar net, maar ik kon me er alles bij voorstellen. 
Ze moest hoesten. Dat deed ze trouwens best vaak. “Een intermezzo in D, grote terts noem ik dat”, lachte ze. Na bijna een half uur zei ze dat ze drie weken griep had gehad en pas net weer een beetje beter was. 

Via middeleeuwse martelmethoden (“dan breken ze je schouderbladen”) belandden we in de handel. Ze vertelde hoe ze bij een kunsthandelaar een schilderij had gezien waar PM op stond. “Dat staat voor Piet Mondriaan, dat weet je hè? Nou. Die kunsthandelaar zei: ‘Dat schilderij verkoop ik niet, want ik wil weten waar PM voor staat.’ Dus toen heb ik gezegd dat het ‘Post Mortem’ betekende, en toen zei hij ‘Met de dood wens ik niks te maken te hebben!’. Voor een tientje mocht ik het schilderij van hem hebben. Een tientje! Ik heb het later voor €175.000 verkocht aan een museum.“ 
Ik wist niet of ik het moest geloven, maar ik lachte beleefd.
‘Van zulk soort dingetjes leef ik dan, als het op mijn pad komt”, zei ze. “Ja, een beetje geluk lijkt me hierbij wel een vereiste”, zei ik. 

Eindstation 
De tijd en het donkere landschap buiten vlogen voorbij. Ineens waren we al bijna in Den Haag. Mevrouw betrok een man in een ander zitje bij ons gesprek. “Wat denkt u ervan, u zit zo geïnteresseerd mee te luisteren.”
“Nou…” zei de man. “Als je van dit gesprek een schilderij moet maken, zou het een goedgevuld doek worden. Vooral dat verhaal over Piet Mondriaan… dat is zó onwaarschijnlijk dat het wel waar moet zijn.” “Dat dacht ik ook”, bromde de vrouw. 

De trein rolde het station in en ik maakte aanstalten om uit te stappen. “Ik blijf nog even zitten tot de meute voorbij is”, zei ze. “Gelijk heeft u”, antwoordde ik.
Ze wenste mij een mooi, lang leven. Ik wenste haar veel geluk. 

De rest van de avond bleven er plukjes van het gesprek in mijn hoofd dwarrelen. In dit blog staat làng niet alles wat ze vertelde. Het was veel, en onverwacht leuk. Deze mevrouw valt niet te duiden. Een charlatan, een wijsgeer met een wandelstok, of een bejaarde die weer in sprookjes gelooft… het kan allemaal. Misschien is ze wel een beetje van alle drie. 

In de wirwar van verhalen was er één ding dat regelmatig (en zelfs bij het middeleeuws martelen) terugkwam. Dat was het statement: “Het is allemaal de schuld van Hitler.”

Ik denk dat dat waar is.

Geen opmerkingen:

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...